

Scroll naar beneden
De wereld anno nu
De wereld anno nu schetst de context waarbinnen ons onderwijs relevant moet zijn. Naast gewoon goed onderwijs bieden, vinden we het belangrijk om met ons onderwijs aan te sluiten op actuele maatschappelijke ontwikkelingen, omdat we erin geloven dat we dan pas in staat zijn veerkrachtige, wendbare en zelfbewuste jongeren met een duurzaam toekomstperspectief op te leiden.
Hetzelfde geldt voor onze organisatieontwikkelingen, waarmee we antwoord geven op verschillende actualiteiten in de maatschappij die vragen om een andere aanpak.
Transities en een onzeker toekomst-perspectief
We leven in een complexe dynamische wereld. Morgen ziet er anders uit dan vandaag en dat is goed, want beweging en verandering is nodig in de transities waar we voor staan. Onder meer de energietransitie, de beweging naar een circulaire samenleving en de transitie naar een digitale samenleving. Maar ook het behouden van de verzorgingsstaat in tijden van vergrijzing is een van de vele uitdagingen anno nu. Gelukkig zijn we in Nederland goed in samen innoveren. Meer dan ooit moeten verschillende beroepsgroepen de handen ineenslaan om deze transities te laten slagen. Om op het snijvlak van verschillende sectoren te werken, vraagt de arbeidsmarkt om andere vaardigheden en grotere wendbaarheid van mensen. Ook leiden de transities tot het ontstaan van nieuwe beroepen. Naast dat er beroepen ontstaan verdwijnen er ook, met een onzeker toekomstperspectief tot gevolg. De druk op de arbeidsmarkt is enorm. In alle beroepsgroepen is een tekort en innovatie zal een belangrijk deel van de oplossing moeten vormen.
We leven in een tijd van ongekende, maar ongelijk verdeelde, welvaart. Toch zijn er ook veel onzekerheden. Afgelopen jaren moesten jongeren een weg vinden in de coronapandemie. Die leerde ons nieuwe samenwerkingsvormen omarmen, liet ons anders naar onderlinge relaties kijken en liet zijn sporen na. Daarvan zien we de gevolgen nog steeds. Eenzaamheid, somberheid en angsten zijn geen uitzondering. Ook drukken thema’s als rampen door klimaatverandering, oorlogen en de woningcrisis op het mentale gestel van deze generatie. De toenemende onlinewereld en de aandacht die dat vraagt knelt. Jongeren zien irreële normen en zijn zelf altijd vindbaar, met een negatief zelfbeeld en spanning tot gevolg. Daarnaast zien we vanuit de beste bedoelingen een toenemende druk van ouders om kinderen steeds vaker theoretischer onderwijs te laten volgen. Deze prestatiedruk levert nog meer stress op.
Ruimte en aandacht voor welzijn
Uitdagingen in
het Amsterdamse onderwijs
In het Amsterdamse vo zien we twee belangrijke ontwikkelingen: een mismatch tussen vraag en aanbod en toenemende kansenongelijkheid. Het knelpunt dat de mismatch veroorzaakt treffen we bij havo en vwo, waarbij het percentage leerlingen dat op hun voorkeursschool geplaatst wordt relatief laag ligt. De toenemende kansenongelijkheid en de segregatie heeft een aantal oorzaken. Zo is er een niet altijd reële beweging richting theoretisch eindniveau door te stapelen van vmbo-tl naar havo en van havo naar vwo, met name onder leerlingen met theoretisch opgeleide ouders. Het toenemende aanbod van schaduwonderwijs dat niet voor iedereen even bereikbaar is en de kloof tussen groepen leerlingen groter maakt. En de over- en onderadvisering bij de overgang van po naar vo waarbij het opleidingsniveau van de ouders opvallend vaak een rol speelt.
Sturende thema’s in het voortgezet onderwijs
Een zachte overgang tussen po, vo en vervolgonderwijs en een realistische oriëntatie op die laatste wordt als aandachtspunt gezien. Het vele wisselen tussen studies is enerzijds goed in het licht van opgroeien, anderzijds zou een realistische oriëntatie tijdens het funderend onderwijs waardevol zijn voor een duurzame keuze. De gemene deler van verschillende grote curriculumtrajecten is dat de samenhang in het curriculum wordt gezocht in leerlijnen, waarin logisch wordt voortgebouwd op wat vooraf is gegaan, en door vakoverstijgend naar kerndoelen te kijken. Het laatste belangrijke thema gaat over het recht doen aan verschillen tussen leerlingen zonder het onmogelijke van docenten te vragen, door in behoeftegroepen te denken en het onderwijs flexibeler aan te bieden tot aan flexibele diplomering in de vorm van een maatwerkdiploma toe. En hoewel dat laatste politiek erkend wordt, maar wettelijk nog grond moet krijgen, is er voldoende ruimte om vakken bijvoorbeeld eerder, of op een theoretischer niveau dan de rest van het diploma af te ronden.
De flexibele leerling
Flexibiliteit zien we ook terug in de identiteit van leerlingen. Zij sluiten zich snel aan bij groepen en laten dit, door de makkelijke toegang tot verschillende perspectieven, ook makkelijker weer los. Dit maakt de leerling flexibel en adaptief, maar leidt ook tot onzekerheid over wie zij zijn, waar zij bij horen en wat waar is. Omdat digitale geletterdheid en technologische vaardigheden niet in alle thuissituaties even makkelijk te ontwikkelen zijn, draagt dit bij aan een toenemende kloof tussen sociaaleconomische groepen.
Motivatie als beginsel voor leren
Bovenal zijn onze leerlingen gewone jonge mensen, waarvoor geldt dat autonomie, verbondenheid en competentie bijdragen aan goede motivatie en veiligheid, orde en een goede sfeer randvoorwaarden zijn om aan leren toe te komen. Dit blijft belangrijk aangezien de Nederlandse leerling internationaal vergeleken niet goed gemotiveerd is. De motivatie van de Nederlandse leerling lijkt te stijgen naar mate het onderwijs - op welk niveau dan ook - praktischer wordt. Kortom, toepassen in de praktijk motiveert de leerling van nu.
Onze opdracht
De eerder beschreven ontwikkelingen komen op ons af. Ze raken ons of zullen dat nog gaan doen. Het is onze opdracht om hierop strategisch te anticiperen, zodat we op de ontwikkelingen vooruitlopen en kansen kunnen benutten die met deze veranderingen gepaard gaan. Dit zijn we verplicht aan onze leerlingen, onze medewerkers en de samenleving. In de visie op onderwijs, visie op mens en organisatie en in de 3D-thema’s beschrijven we hoe wij onze krachten bundelen om de komende vier jaar goed, motiverend en relevant onderwijs te geven, waarbij we onze missie en visie waarmaken.


De wereld anno nu
De flexibele leerling
Flexibiliteit zien we ook terug in de identiteit van leerlingen. Zij sluiten zich snel aan bij groepen en laten dit, door de makkelijke toegang tot verschillende perspectieven, ook makkelijker weer los. Dit maakt de leerling flexibel en adaptief, maar leidt ook tot onzekerheid over wie zij zijn, waar zij bij horen en wat waar is. Omdat digitale geletterdheid en technologische vaardigheden niet in alle thuissituaties even makkelijk te ontwikkelen zijn, draagt dit bij aan een toenemende kloof tussen sociaaleconomische groepen.
Onze opdracht
De eerder beschreven ontwikkelingen komen op ons af. Ze raken ons of zullen dat nog gaan doen. Het is onze opdracht om hierop strategisch te anticiperen, zodat we op de ontwikkelingen vooruitlopen en kansen kunnen benutten die met deze veranderingen gepaard gaan. Dit zijn we verplicht aan onze leerlingen, onze medewerkers en de samenleving. In de visie op onderwijs, visie op mens en organisatie en in de 3D-thema’s beschrijven we hoe wij onze krachten bundelen om de komende vier jaar goed, motiverend en relevant onderwijs te geven, waarbij we onze missie en visie waarmaken.
Sturende thema’s in het voortgezet onderwijs
Een zachte overgang tussen po, vo en vervolgonderwijs en een realistische oriëntatie op die laatste wordt als aandachtspunt gezien. Het vele wisselen tussen studies is enerzijds goed in het licht van opgroeien, anderzijds zou een realistische oriëntatie tijdens het funderend onderwijs waardevol zijn voor een duurzame keuze. De gemene deler van verschillende grote curriculumtrajecten is dat de samenhang in het curriculum wordt gezocht in leerlijnen, waarin logisch wordt voortgebouwd op wat vooraf is gegaan, en door vakoverstijgend naar kerndoelen te kijken. Het laatste belangrijke thema gaat over het recht doen aan verschillen tussen leerlingen zonder het onmogelijke van docenten te vragen, door in behoeftegroepen te denken en het onderwijs flexibeler aan te bieden tot aan flexibele diplomering in de vorm van een maatwerkdiploma toe. En hoewel dat laatste politiek erkend wordt, maar wettelijk nog grond moet krijgen, is er voldoende ruimte om vakken bijvoorbeeld eerder, of op een theoretischer niveau dan de rest van het diploma af te ronden.


In het Amsterdamse vo zien we twee belangrijke ontwikkelingen: een mismatch tussen vraag en aanbod en toenemende kansenongelijkheid. Het knelpunt dat de mismatch veroorzaakt treffen we bij havo en vwo, waarbij het percentage leerlingen dat op hun voorkeursschool geplaatst wordt relatief laag ligt. De toenemende kansenongelijkheid en de segregatie heeft een aantal oorzaken. Zo is er een niet altijd reële beweging richting theoretisch eindniveau door te stapelen van vmbo-tl naar havo en van havo naar vwo, met name onder leerlingen met theoretisch opgeleide ouders. Het toenemende aanbod van schaduwonderwijs dat niet voor iedereen even bereikbaar is en de kloof tussen groepen leerlingen groter maakt. En de over- en onderadvisering bij de overgang van po naar vo waarbij het opleidingsniveau van de ouders opvallend vaak een rol speelt.
Uitdagingen in het Amsterdamse onderwijs
Motivatie als beginsel voor leren
Bovenal zijn onze leerlingen gewone jonge mensen, waarvoor geldt dat autonomie, verbondenheid en competentie bijdragen aan goede motivatie en veiligheid, orde en een goede sfeer randvoorwaarden zijn om aan leren toe te komen. Dit blijft belangrijk aangezien de Nederlandse leerling internationaal vergeleken niet goed gemotiveerd is. De motivatie van de Nederlandse leerling lijkt te stijgen naar mate het onderwijs - op welk niveau dan ook - praktischer wordt. Kortom, toepassen in de praktijk motiveert de leerling van nu.
Transities en een onzeker toekomst-perspectief
We leven in een complexe dynamische wereld. Morgen ziet er anders uit dan vandaag en dat is goed, want beweging en verandering is nodig in de transities waar we voor staan. Onder meer de energietransitie, de beweging naar een circulaire samenleving en de transitie naar een digitale samenleving. Maar ook het behouden van de verzorgingsstaat in tijden van vergrijzing is een van de vele uitdagingen anno nu. Gelukkig zijn we in Nederland goed in samen innoveren. Meer dan ooit moeten verschillende beroepsgroepen de handen ineenslaan om deze transities te laten slagen. Om op het snijvlak van verschillende sectoren te werken, vraagt de arbeidsmarkt om andere vaardigheden en grotere wendbaarheid van mensen. Ook leiden de transities tot het ontstaan van nieuwe beroepen. Naast dat er beroepen ontstaan verdwijnen er ook, met een onzeker toekomstperspectief tot gevolg. De druk op de arbeidsmarkt is enorm. In alle beroepsgroepen is een tekort en innovatie zal een belangrijk deel van de oplossing moeten vormen.


Scroll naar beneden
De wereld anno nu schetst de context waarbinnen ons onderwijs relevant moet zijn. Naast gewoon goed onderwijs bieden vinden we het belangrijk om met ons onderwijs aan te sluiten op actuele maatschappelijke ontwikkelingen, omdat we erin geloven dat we dan pas in staat zijn veerkrachtige, wendbare en zelfbewuste jongeren met een duurzaam toekomstperspectief op te leiden.
Hetzelfde geldt voor onze organisatieontwikkelingen, waarmee we antwoord geven op verschillende actualiteiten in de maatschappij die vragen om een andere aanpak.
We leven in een tijd van ongekende, maar ongelijk verdeelde, welvaart. Toch zijn er ook veel onzekerheden. Afgelopen jaren moesten jongeren een weg vinden in de coronapandemie. Die leerde ons nieuwe samenwerkingsvormen omarmen, liet ons anders naar onderlinge relaties kijken en liet zijn sporen na. Daarvan zien we de gevolgen nog steeds. Eenzaamheid, somberheid en angsten zijn geen uitzondering. Ook drukken thema’s als rampen door klimaatverandering, oorlogen en de woningcrisis op het mentale gestel van deze generatie. De toenemende onlinewereld en de aandacht die dat vraagt knelt. Jongeren zien irreële normen en zijn zelf altijd vindbaar, met een negatief zelfbeeld en spanning tot gevolg. Daarnaast zien we vanuit de beste bedoelingen een toenemende druk van ouders om kinderen steeds vaker theoretischer onderwijs te laten volgen. Deze prestatiedruk levert nog meer stress op.
Ruimte en aandacht voor welzijn